Hertachtige (Cervidae)

 

foto’s volgen

 

 

3 onderfamilies, 19 geslachten, 51 soorten.  Onderverdeling in echte herten (28 soorten) en schijnherten (22 soorten) en waterreeën (1 soort). Groep van herkauwers met veel soorten en zeer verschillende grootte, die bovendien zeer verschillende gebieden bewoner. Hoofdkenmerk is het gewei van de mannetjes, dat ontbreekt alleen bij het waterree; bij rendieren daarentegen draagt het vrouwtje ook een gewei. De minimumeisen voor rendieren gelden ook voor de gedomesticeerde vormen.

De praktische indeling in “kleine hertachtige”, “middelgrote hertachtige” en “grote hertachtige” wordt hier met betrekking tot de benodigde ruimte aangehouden:

*  tot de kleine soorten (schofthoogte in de regel onder de 50 cm) behoren naast de meeste Muntjaks (Muntiacus) ook de Spiesherten (Mazama), Poedoe (Pudu) en Waterreeën (Hydropotes).

*  tot de middelgrote soorten (schofthoogte in de regel tussen 50 en 100 cm) behoren Damherten (Dama), Reeën (Capreolus), Axishert (Axis), Kuifhert (Elaphodus), Indische Muntjak (Muntiacus muntjak), Philipijnse Sambar, (Cervus mariannus), Sikahert (Cervus nippon) , Witstaarthert (Odocoileus virginianus), Andeshert (Hippocamelus), Grote spiesherten (Mazama), Pampahert (Ozotoceros), kleine Rendieren (Rangifer).

Alle overige dieren worden tot de grote soorten gerekend, daaronder van de echte herten de Sambar (Rusa), Takhert  (Rucervus), Muildierhert (Odocoileus hemionus), Echte Herten (Cervus), Pater Davidshert (Elaphurus) en Moerashert (Blastocerus) en ook Eland (Alces) en  grote Rendieren (Rangifer).

Huisvesting
Alle soorten moeten het gehele jaar door de beschikking hebben over een buitenverblijf. Tropische of niet winterharde soorten moeten droge, goed verwarmbare (minstens 10 °C) en tochtvrije binnenverblijven ter beschikking hebben, en bovendien moeten zij, afhankelijk van het weer, op z’n minst enkele uren per dag de mogelijkheid hebben om buiten te lopen. Winterharde soorten hebben voldoende aan droge en tochtvrije schuilhutten of onverwarmde binnenruimtes wanneer ze het hele jaar buiten gehouden worden. Wanneer de dieren extensief gehouden worden, moet bij alle soorten (behalve de tropische en subtropische hertachtige) een natuurlijke of kunstmatige beschutting tegen slecht weer aanwezig zijn, die voldoende plaats biedt aan alle dieren.

Om zonder gevaar te kunnen werken is het dringend noodzakelijk om ruimtes te hebben waar bronstige dieren van de middelgrote en grote soorten apart gezet kunnen worden.

Leefruimte
Wanneer er sprake is van agressie tussen de dieren (ook tussen mannelijke en vrouwelijke dieren) kan dat een teken zijn voor een te grote groep of een verkeerde samenstelling van de groep.

Buitenverblijf
Kleine hertachtige: Tenminste 80 m² per paar; 10 m² per dier extra als ze in groepen gehouden worden.

Middelgrote hertachtige en reeën:   Tenminste 200 m² voor maximaal 5 dieren, voor elk volgend dier 10 m² extra. Bij reeën maximaal 4 dieren op 1000 m², elk volgend dier 60 m² extra.

Grote hertachtige:  Tenminste 400 m² voor groepen tot maximaal 5 dieren; voor elk volgend dier 20 m² extra. Bij het extensief houden van “Edelherten” (Europese en Aziatische Edelherten en Wapiti’s) evenals  Pater Davidsherten en Takherten is voor elk volwassen dier 3.000 m² nodig en een totale oppervlakte per verblijf van 20.000 m².  Voor damherten, Sikaherten en Axisherten is voor elk volwassen dier een oppervlakte van 1.000 m² nodig in een verblijf van 10.000 m².  Voor reeën is voor elk volwassen dier een oppervlakte van 1.000 m² nodig en voor elanden zijn het 10.000 m² per volwassen dier.

Binnenverblijf:
Kleine hertachtige: Tenminste 3 m² per dier.

Middelgrote hertachtige: Tenminste 4 m² per dier.

Grote hertachtige: Tenminste 6 m² per dier.

Inrichting
Buitenverblijven dienen een natuurlijke bodem te hebben en bij de voederplaatsen een verharde bodem. Afdaken of binnenverblijven moeten met een harde ondergrond en stro ingericht worden. De ruimte moet onderverdeeld worden door middel van planteneilanden, er dienen boombeschermers te zijn en ook heuveltjes en soortgelijke structuren. Voor alle dieren moeten er plekken zijn waar zij zich kunnen terugtrekken en schuilen (struiken, bomen ed.) die ook beschutting geven tegen zon, wind en regen. Vooral voor de kleine hertachtige moeten er meerdere mogelijkheden zijn om zich te verstoppen. Stapels takken zijn nodig als ligplaats voor de pasgeboren jongen en bomen om de geweien aan te schuren. Een modderpoel is voor veel soorten zomers belangrijk.  Er moet gezorgd worden voor een mogelijkheid om mannelijke dieren tijdens de bronst te scheiden van de rest. Hindes moeten zich tijdens de bronst kunnen terugtrekken in gebieden waar de mannetjes geen toegang hebben.

Afrastering
Hekken van hout of metaal. Bij veel soorten is een hoogte van de afrastering van 1.8 m nodig. Bij sommige soorten (bv. Sikahert en Pater Davidshert) is een hek van 1.6 m voldoende, bij rendieren nog lager. Voor grote soorten als elanden moet de omheining stevig  zijn en tot 2,5 m hoog.

Klimaat
Veel soorten zijn winterhard, andere (tropische) soorten zijn na acclimatiseren volledig winterhard (Barasingahert, na gewenning) anderen beperkt winterhard (Axishert en Zwijnshert, Sambar en Lierhert) en weer anderen helemaal niet winterhard (bv Moerashert en Andeshert en veel kleine soorten).

Eisen voor het houden van hertachtige
Sociaal gedrag/ socialisatie:  Hertachtige leven in roedels en buiten de bronsttijd zijn de geslachten gescheiden. Tijdens de bronst-/paartijd zijn de mannetjes onder elkaar onverdraagzaam en komt het af en toe tot verbitterde gevechten. Bij reeën en waterreeën zijn ook de vrouwtjes tijdens de bronsttijd onverdraagzaam. Alleen bij Pater Davidsherten, Damherten en witstaartherten kunnen in grote verblijven ook meerdere mannetjes bij elkaar gehouden worden.  Elanden zijn solitair en daarom moeten zij ook als enkeling gehouden worden, of er moet een tweede verblijf aanwezig zijn voor niet verdraagzame dieren.

Terwijl er bij enkele soorten herten veel nakomelingen zijn, lukt het fokken bij andere soorten slechts af en toe of helemaal niet.

Socialisatie met andere hertensoorten is maar beperkt mogelijk. Tussen andere hertensoorten en elanden of schijnherten kunnen tijdelijke onverdraagzaamheden optreden; voor een dergelijke socialisatie moet dus gezorgd worden voor ruimtes waar dieren apart gezet kunnen worden.

Voeding
Hertachtigen zijn planteneters, zij moeten op ieder moment van de dag ruw voer onbeperkt ter beschikking hebben. Voor alle soorten zijn bladeren, twijgen en naaldbomen het gehele jaar nodig. Afhankelijk van de soort kunnen fruit en groentes van het seizoen en likstenen aangeboden worden.  Krachtvoer op graanbasis slechts in kleine hoeveelheden aanbieden. Kleine hertachtige als kuifhert moeten ook kleinere hoeveelheden dierlijk eiwit krijgen.

Enkele soorten zoals ree, rendier en eland hebben een gespecialiseerd en gecompliceerd dieet en zij moeten grote hoeveelheden houtige gewassen en verse twijgen van naaldbomen krijgen. Het is ook mogelijk om dieren met een gespecialiseerd dieet te houden zonder houtige gewassen, wanneer bladeren en/of wild pellets gevoerd worden die verrijkt zijn met tannine. Tegenwoordig is er ook een speciale browserbrok verkrijgbaar die voor veel hertachtige geschikt is.

Verzorging
Mens-dier-interacties:  Veel soorten, vooral de grotere, zijn zeer strijdlustig en kunnen als ‘gevaarlijk voor mensen’ worden gekenmerkt. Vooral in de bronsttijd moet de omgang met mannelijke dieren vermeden worden.

Instructies voor de dierenarts:  Zeker wanneer er veel dieren in een verblijf zijn is het belangrijk om de uitwerpselen regelmatig te controleren op mogelijke parasieten. Van het transporteren van geweidragers dient men bij bastgeweien af te zien, in verband met gevaar voor verwondingen.

Bijzonderheden:   Enkele soorten zijn schrikachtig en stressgevoelig.