Holhoornige (Bovidae) en Gaffelantilopen (Antilocapridae

 

foto’s volgen

 

Gaffelantilopen (Antilocapridae):  1 geslacht, 1 soort, 5 ondersoorten;

Holhoornige  (Bovidae): 8 onderfamilies, 50 geslachten 143 soorten.

Het wijd verbreide woord “Antilopen” wordt hier verder gebruikt, om de indeling van soorten die “als antilopen” gehouden worden, mogelijk te maken. Hieronder is het woord steeds tussen aanhalingstekens gezet, om het ontbrekende taxonomische verband te benadrukken.  Hieronder vallen Gaffelbokken (Antilocapridae), Hartebeest (Alcelaphinae), Paardantilopen (Hippotraginae), Bohorrietbokken en Waterbokken (Reduncinae), evenals de uit de onderfamilie van de Runderen (Bovinae) stammende Tragelaphus (Tragelaphini), Gazellen (Antilopnae) en Impala’s (Aepycerotinae).  In deze groep worden niet de bokken of geitachtige (onderfamilie Caprinae) meegerekend. Voor de minimum eisen wordt een onderscheid gemaakt tussen grote “Antilopen” en runderen en de kleinere “Antilopen”.

Onder “runderen” worden hier de soorten verstaan die behoren tot de runderen (Bovini) uit de onderfamilie van de runderen (Bovinae), inclusief Banteng, Gaur, Waterbuffel en Yak.

Tot de grote “Antilopen” en runderen behoren alle soorten met een gemiddeld lichaamsgewicht van meer dan 80 kg, inclusief wilde runderen en huisrunderen (Bos, Bubalus) Wisent/Bison (Bison), Afrikaanse Buffel (Syncerus), Elandantilopen (Taurotragus), Bongo  en koedoe (Tragelaphus met uitzondering van de bosbok (Tragelaphus scriptus)), Nijlgau (Boselaphus), Lierantilopen (Damaliscus, Beatragus en Sigmoceros), Hartebeesten (Alcelaphus), Gnoes (Connochaetes), Spiesbokken (Oryx), Mendesantilopen (Addax), Paardantilopen (Hippotragus) en Waterbokken (Kobus  met uitzondering van de Puku (Kobus vardoni)).

Tot de “bokjes en duikers”  behoren de Duiker (Cephalophinae) en Bokjes of dwergantilopen (Neotragini), deze laatste uit de onderfamilie van de Gazellen.

Bij dwergantilopen en duikers gelden als kleine soort, dieren met een lichaamsgewicht dat normaal gesproken onder de 15 kg ligt. Daartoe behoren alle dwergantilopen met uitzondering van de Beiradwergantilope (Dorcatragus megalotis) en bij de duikers de Maxwells duiker (Philantomba maxwellii), de Blauwe Duiker, (C. monticola), de Blauwrugduiker (C. rufilatus), de Zeebraduiker (C. zebra), de Aders Duiker (C.adersi) en de Rode Duiker (C. natalensis).

Tot de “bokken” behoren de rundergemzen (Ovibovini), dus Takins en Muskusossen (Ovibos), evenals de Gemzen (Rubicaprini) en geitachtige (Caprini).

Huisvesting

Leefruimte

Buitenverblijf:
Antilopen”en gazelles (Tragelaphus, Hartebeest, Paardantilope, Bohorrietbok en Waterbok, Gazelle, Saiga)
Kleine antilopen:  Tenminste 200 m² voor groepen van maximaal 5 dieren, voor elk volgend dier 20 m² extra.
Grote soorten: Tenminste 400 m² voor groepen van maximaal 5 dieren, voor elk volgend dier 30 m² extra.

Duikers en dwergantilopen
Kleine soorten: Tenminste 50 m² per paar.
Grote soorten:  Tenminste 100 m² per paar. Bij familiegroepen voor elk volgend dier
50 m² extra.

Runderen
Runderen, behalve Anoa’s of gemsbuffels: Tenminste 400 m² voor groepen van maximaal 5 dieren, voor elk volgend dier 30 m² extra.

Anoa’s of gemsbuffels: Tenminste 150 m² per paar; meestal alleen als paar te houden i.v.m. onverdraagzaamheid.

Bokken (Gorals, Bosgemzen, Sneeuwgeiten, Gemzen, Steenbokken, Schroefhoorngeiten, Bezoargeiten, Manenschaap, Moeflons, Blauwschaap, Thargeiten):
Tenminste 250 m² voor groepen van maximaal 5 dieren, voor elk volgend dier 20 m² extra.

Rundergemzen(Takins en Muskusossen): Tenminste 400 m² voor groepen van maximaal 5 dieren, voor elk volgend dier 30 m² extra.

Het extensief houden van een kudde runderen vindt plaats als fokgroep. Elk volwassen dier moet dan 5.000 m² ter beschikking hebben. De meeste soorten kunnen het hele jaar buiten gehouden worden, als er eenvoudige schuilhutten aanwezig zijn. Aziatische (met uitzondering van de yak) en Afrikaanse runderrassen hebben in de winter een verwarmbaar binnenverblijf nodig. Voor wilde geiten, moeflons en gemzen moeten 1.000 m² voor elk volwassen dier beschikbaar zijn.

Binnenverblijf:

Antilopen” en gazelles (Tragelaphus, Hartebeesten, Paardantilopes, Bohorrietbokken en waterbokken, gazelles, Saiga’s)
Tenminste 2 tot 5 m² per dier, al naar gelang de grootte van het dier.

Met uitzondering van enkele soorten, hebben alle soorten een verwarmbaar binnenverblijf nodig. Vooral voor hoornloze vrouwtjes wordt gemeenschappelijke onderbrenging aanbevolen.

Duikers en dwergantilopen

Kleine soortenTenminste 2 m² per dier.

Grote duikersoorten: Tenminste 4 m² per dier.

Binnenverblijven zijn vereist.

Runderen: Tenminste 6 m² per dier.

Bokken (Gorals, Bosgemzen, Sneeuwgeiten, Gemzen, Steenbokken, Schroefhoorngeiten, Bezoargeiten, Manenschaap, Moeflons, Blauwschaap, Thargeiten):

Bij bijna alle soorten is een binnenverblijf niet per se nodig.

Rundergemzen (Takins en Muskusossen)
Takins: Tenminste 4 m² per dier.

Muskusossen: Binnenverblijf niet vereist.

Inrichting
De ondergrond van het buitenverblijf moet uit natuurlijke bodem bestaan. Plekken waar veel gelopen wordt, zoals voederplekken en drinkplaatsen moeten verhard worden.

Structuur aanbrengen in het buitenverblijf door bomen, planteneilanden, heuvels, grote stenen of andere voorwerpen die de ruimte verdelen. Dit dient meerdere doeleinden: dieren moeten zich kunnen afscheiden van de kudde en dieren moeten zich aan de blikken van bezoekers kunnen onttrekken. Er moeten schaduwplekken zijn. Verder moeten pasgeboren jongen, die niet meteen meelopen met de kudde, een rustige, beschutte plek hebben om te liggen. In het bijzonder voor klipspringers, gemzen en geitachtige moeten er klimrotsen zijn.  Schuurbomen, zandbaden en (bij waterbuffels) ook waterbassins zijn al naar gelang de aanwezige soorten nodig.

Voor winterharde soorten moet er beschutting zijn om de schuilen voor slecht weer, zoals regen, sneeuw, wind, zon en hitte. Indien nodig moeten alle dieren hier tegelijk in kunnen schuilen.

Binnenverblijven moeten voorzien zijn van stro en zaagsel; eventueel de bodembedekking vermengen met fijn zand, om het afslijten van de hoeven te bevorderen.

Afrastering
De hoogte en de stabiliteit van de omheining hangt af van de soort dieren. Bij antilopen en gazellen en ook bij rundergemzen  en gemzen/geitachtige moet de hoogte tenminste 2 m bedragen, voor runderen is 1,6 – 1,8 m genoeg.  In het bijzonder voor runderen en rundergemzen  moet de omheining massief (bv. Staal) en stabiel zijn. Voor de spring- en klimspecialisten zoals geitachtige en gazelleachtige moeten hoeken of wanden gedeeltelijk speciaal versterkt worden.

Klimaat
Hartebeesten, Paardantilopen en Tragelapus, Bohorrietbokken en waterbokken, gazelles, Saiga’s):  Verschilt per soort: tropische soorten hebben verwarmde binnenverblijven van minimaal 10 °C nodig, voor andere, minder gevoelige soorten, zijn droge en winddichte binnenverblijven voldoende.

Dwergantilopen en duikers: De temperatuur van de binnenverblijven moet tenminste
18 °C bedragen.

Runderen: Soorten uit gematigde en noordelijke klimaatzones mogen het gehele jaar buiten gehouden worden, als er een geschikte schuilplaats is tegen weersinvloeden zoals regen, sneeuw, wind, zon en hitte. Voor tropische soorten moet de temperatuur in het binnenverblijf tenminste 18 °C bedragen.

Rundergemzen (Muskusossen en Takins): zijn winterhard.

Gemzen en geitachtige: Afhankelijk van de soort is een beschutte schuilplaats voldoende.

Eisen aan het houden van holhoornige en gaffelantilopen

Sociaal gedrag / socialisatie: Duikers, runderen en geitachtige moeten op zijn minst als paar gehouden worden of, zoals alle hoorndragers, in familiegroepen of groepen van een mannetje en meerdere vrouwtjes. Anoa’s kunnen alleen tijdelijk als paar of als familiegroep gehouden worden.

Voeding
Holhoornige en gaffelantilopen zijn planteneters, daarom moeten takken en loof, hooi,gras, groentes en (afhankelijk van de soort) eventueel ook fruit aangeboden worden en bovendien likstenen. Duikers moeten ook fruit en groente en granen krijgen, evenals een kleine hoeveelheid dierlijk eiwit (melk en eieren).

Verzorging
 Mens-dier-interactiesAttentie: Bij veel soorten moeten, in het bijzonder bij het vangen of vervoeren van de dieren, de nodige veiligheidsmaatregelen in acht genomen worden. Dit om verwondingen of sterfgevallen te voorkomen. Vooral de grotere soorten zijn zeer strijdlustig en dienen als ‘gevaarlijk voor mensen’ te worden aangemerkt.

Instructies voor de dierenarts:  Er moet vooral gezorgd worden voor voldoende verzorging van de voeten en gekeken worden of de klauwen genoeg afslijten.  Onderzoeken van de uitwerpselen zijn vereist.