foto’s Kangoeroe’s en Wallabies
11 geslachten, 65 soorten. Verschillende geslachten, waaronder de buidelhazen of haaswallaby’s, boomkangoeroes, struikwallaby’s en rode reuzenkangoeroes, bewonen gedeeltelijk zeer verschillende gebieden. Deze groep buideldieren wordt vaak in dierentuinen en ook privé gehouden. De behandeling hiervan onderscheidt de boomkangoeroes (Dendrolagus), de enige kangoeroesoort die in bomen in de (sub-)tropische regenwouden woont, van alle andere soorten kangoeroes (Macropodidae). Van deze laatste groep worden de soorten uit de geslachten Macropus, Petrogale, Thylogale en Wallabia in Europa gehouden.
Huisvesting
Voor boomkangoeroes moet een binnenverblijf beschikbaar zijn, dat het gehele jaar gebruikt kan worden (evt. een regenwoudhal), voor soorten uit bergregenwouden bij voorkeur zowel een binnen- als een buitenverblijf. In elk geval moeten er voldoende afzonderlijke verblijven zijn om boomkangoeroes op ieder gewenst (bv gedurende de nacht) moment te kunnen afscheiden van de rest. Bij alle andere kangoeroesoorten moeten zowel binnen- als buitenverblijven beschikbaar zijn. Alleen bij de Bennettwalaby [Tasmaanse ondersoort van de roodnekwallaby (Macropus rufogriseus)] kan een binnenverblijf achterwege blijven, omdat deze winterhard is.
Leefruimte
Buitenverblijf:
Boomkangoeroes: Wanneer er een buitenverblijf is, dan moet dit tenminste 40 m² voor 1 paar zijn en 10 m² voor ieder volgend dier extra. Als de boomkangoeroes gehouden worden in verblijven die aan de bovenzijde open zijn, dan moet voldoende afstand zijn tussen de omheining en de klimbomen.
Grote soorten (bv Rode reuzenkangoeroes en Bergkangoeroes of Wallaroes):
voor 5 dieren 300 m²; voor elk volgend dier 30 m² extra.
Middelgrote soorten (bv Bennetwallaby’s en rotskangoeroes, wallaby’s): voor
5 dieren 200 m²; voor elk volgend dier 20 m² extra.
Kleine soorten (bv Pademelons, Parma- of Tammarwallaby’s): voor 5 dieren 150 m²; voor elk volgend dier 15 m² extra.
Binnenverblijf:
Boomkangoeroes: Voor 1-2 boomkangoeroes moet het binnenverblijf tenminste 16 m² vloeroppervlakte hebben en een hoogte van 3 m. Voor elk volgend dier met er 8 m² vloeroppervlak bij komen.
Grote soorten : Minimale oppervlakte van een binnenverblijf voor 5 dieren is rode reuzekangoeroe 30 m² en Bergkangoeroes of Wallaroes en grijze reuzekangoeroe 20 m² ; voor elk volgend dier 4 m² extra. Het verblijf moet verdeeld zijn in meerdere afdelingen die wel met elkaar verbonden zijn. Daarbij mag een geen doodlopende route ontstaan.
Middelgrote soorten (zie boven): Voor 5 dieren 15 m²; voor elk volgend dier 3 m² extra; Bennettwallaby’s hebben alleen een afdak nodig.
Kleine soorten (zie boven): voor 5 dieren 10 m²; voor elk volgend dier 2 m² extra.
Inrichting
Boomkangoeroes: Inrichten met talrijke klimtakken van 10 – 15 cm diameter met grove, ruwe schors of omwikkeld met touw. De verticale takken moeten door horizontale takken of met touwen met elkaar verbonden worden. In binnenverblijven ook loodrecht hangende touwen met knopen en hangmatten ophangen. In de klimtakken moeten meerdere zitplatforms zijn die als voer en rustplaats kunnen dienen. Natuurlijke bodem of strooisel van boomschors of soortgelijk substraat.
Alle andere kangoeroes Buitenverblijf met zonnige open plekken en schaduwplekken, ondergrond met zand, natuurlijke bodem en/of gras; ligplaatsen met zand of stof/zand- poelen, en voor de grote soorten eventueel ook ondiepe (!) waterbassins. Er moet beschutting zijn bij slecht weer. Het binnenverblijf moet strooisel hebben, bv houtkrullen of turf. Verder is een structurering vereist met boomstammen, kunstrotsen of planteneilanden, zodat de dieren zich kunnen terugtrekken. Rotskangoeroes moeten op verschillende hoogtes kunnen zitten: in het buitenverblijf heuvels met grote steenblokken of kunstrotsen, zodat de dieren zon of schaduw kunnen opzoeken en zich van de andere dieren kunnen afzonderen; in het binnenverblijf op zijn minst enkele verhoogde planken om op te zitten.
Afrastering
Boomkangoeroes: Glas, gaas met mazen van tenminste 2,5 x 2,5 cm (alleen bij verblijven die aan alle zijden gesloten zijn) en bij verblijven die aan de bovenzijde open zijn ook gladden muren. Grachten en schrikdraad zijn niet geschikt.
Alle andere kangoeroes: Als afrastering kan gekozen worden voor hekken of greppels of grachten. Wanneer het gevaar bestaat, dat de grachten dichtvriezen, moeten ze leeg gemaakt worden. Het wordt aanbevolen om aan de buitenzijde van de hekken, aan de kant waar geen bezoekers komen, heggen te planten.
Klimaat
Boomkangoeroes: Boomkangoeroes zijn gevoelig voor hitte, daarom moeten binnenverblijven goed belucht worden en in de buitenverblijven moeten voldoende schaduwplekken zijn. Ook in binnenverblijven met glazen dak moeten genoeg schaduwplekken zijn om beschutting tegen zonnestralen te bieden. De optimale temperatuur ligt rond de 18 – 22 °C. De relatieve luchtvochtigheid in het binnenverblijf mag niet onder de 50% komen.
Alle andere kangoeroes: Veel kangoeroesoorten zijn niet erg gevoelig voor temperaturen. Voor veel soorten is een licht verwarmde stal ( 5 – 10 °C) voldoende en een uurtje bij -5 °C in het buitenverblijf is ook geen probleem. Veelal is het mogelijk om de dieren in een open stal te houden, waarbij de dieren zelf kunnen kiezen of ze in het buiten- of in het binnenverblijf willen zijn. Bij Derbywallaby’s en soorten uit het noorden van Australië ( bv Zandwallaby) moet de temperatuur in het binnenverblijf boven de 15 °C liggen, bij de kleinere en middelgrote soorten (bv struikwallaby’s en sommige pademelons) uit (sub-)tropische gebieden niet onder de 18 – 20 °C.
Eisen voor het houden van kangoeroes
Sociaal gedrag/ socialisatie
Boomkangoeroes: Boomkangoeroes worden solitair gehouden of als familie (moederdier met jongen). Wanneer de partners elkaar goed verdragen kunnen ze ook als paartje gehouden worden. Onder bepaalde omstandigheden is het ook mogelijk om een groep van 1 mannetje met meerdere (met elkaar verwante) vrouwtjes te houden. Boomkangoeroes kunnen gesocialiseerd worden met mierenegels, kangoeroeratten, buideleekhoorns, penseelstaartbuidelmuizen, vleerhonden en eventueel verschillende vogels (zie ook: Instructies voor de dierenarts).
Alle andere kangoeroes: De meeste kangoeroes kunnen in groepen gehouden worden. Mannetjes zijn echter onderling onverdraagzaam. Daarom moet er, indien mogelijk, in kleine groepen slechts 1 mannetjes gehouden worden. Enkele soorten uit het geslacht Rotskangoeroes, Pademelons en Moeraswallaby’s zijn meer solitaire dieren. Daarom moet er goed op gelet worden of de dieren elkaar verdagen en eventueel dieren scheiden van de groep. In ruime verblijven is socialisatie van verschillende kangoeroesoorten mogelijk. In openluchtparken met thema Australië kunnen kangoeroes, emoes, hoenderganzen en eksterganzen gesocialiseerd worden.
Verrijking van de leefomgeving
Boomkangoeroes: Takken met bladeren als “speelvoer”. In het buitenverblijf natuurlijke bodem met gras en kruiden en loofbomen (als het verblijf daarvoor groot genoeg is).
Alle andere kangoeroes: Twijgen met bladeren als “speelvoer”. Grotere oppervlakte met natuurlijk grasland.
Bestandsbeheer
Boomkangoeroes: Omdat de mannetjes onderling niet verdraagzaam zijn, moeten jonge mannetjes op tijd uit de groep gehaald worden. Het wordt aangeraden om vrouwtjes met buideljongen in een apart verblijf te houden.
Voeding
Boomkangoeroes: Bladeren, (eiwitrijk) luzernehooi; verschillende fruit- en groentesoorten in kleine hoeveelheden, aanvullend wat krachtvoer. Likstenen en af en toe zand//aarde.
Alle andere kangoeroes: Zacht hooi (gras, luzerne, klaver), ’s zomers ook vers gras, twijgen en bladeren; aanvullend fruit (banaan, appel, peer) groentes en kruiden (bv. Wortelen, mais, koolraap, verschillende koolsoorten, peterselie); af en toe pellets en havervlokken; liksteen; brood alleen in uitzonderingsgevallen; eventueel aanvullen met vitamine E en seleen. Let op de aanwijzingen voor het voeren bij “instructies voor de dierenarts”.
Verzorging
Mens-dier-interacties:
Boomkangoeroes: –-
Alle andere kangoeroes: Alle andere kangoeroes zijn schrikachtige dieren die in paniek tegen de omheining kunnen springen en zich daarbij kunnen verwonden. Men dient daarom rustig met de dieren om te gaan en bij ongebruikelijke werkzaamheden in de omgeving moeten de dieren ingesloten worden.
Vrouwtjesdieren met een jong in de buidel worden principieel niet verzonden. Over korte afstanden kan men kleine en middelgrote kangoeroes aan de staart of in een zak dragen.
Instructies voor de dierenarts:
Boomkangoeroes: Socialisatie met vogels alleen dan, als deze vrij van vogeltuberculose zijn. Socialisatie met knaagdieren wordt in verband met het risico op toxoplasmose afgeraden.
Alle andere kangoeroes: Alle andere kangoeroes zijn vatbaar voor kaakziektes die door gram-negatieve, anaerobe bacteriën veroorzaakt worden. (Necrobacillose – Lumpy jaw). Te veel dieren in 1 verblijf of andere stressfactoren, gebrekkige hygiëne en ongeschikt voer, evenals hooi of stro met harde stengels, aren of geplette haver bevorderen het ontstaan van ziektes. Let op hygiëne bij het voeren, niet op de grond voeren.
Voor veel meer informatie over kangoeroes: lees verder