mevrouw dr. Claudia Vinke

 

Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, wie zoekt de ratio in dit land?

Dierenwelzijn blijft fascineren. Het vakgebied boeit mij al jaren en om verschillende redenen. Ik kan dierenwelzijn bekijken vanuit het wetenschappelijke concept, waarbij ons Facultaire Standpunt Dierenwelzijn de leidraad is, en waaruit soms uitermate interessante en creatieve onderzoeken kunnen voortvloeien. Ik mag ook zorg bieden vanuit de klinische setting, bij gedragsproblemen, en proberen dier en eigenaar weer harmonieus met elkaar te laten samenleven: een prachtige setting om soms daadwerkelijk dierenwelzijn te verbeteren, en soms ook mensenwelzijn. Maar mijn wetenschappelijke voeding en creativiteit krijg ik toch nog altijd het meest vanuit de maatschappij.

Als ik in onze maatschappij rondkijk, zie ik dagelijks ontelbare inconsistenties hoe mensen beredeneren en tegen dierenwelzijn aankijken. Iedereen lijkt dan ook meteen expert te zijn, die de andere groepering veroordeelt in zijn visies en keuzes. Een boeiend fenomeen. Ik probeer daarbij niet te veroordelen, maar juist de logica of de achtergronden ervan te begrijpen: waarom kunnen wij met droge ogen vele kilo’s vlees verorberen bij één avondje BBQ-en, en ook nog de helft gewoon weggooien, terwijl wij ons wel en masse wekenlang gigantisch boos lopen te maken over een aangestrande walvis? Waarom fokken we dieren met uiterlijke kenmerken, die daarmee zo verminkt zijn dat ze nauwelijks meer kunnen ademen of voortbewegen, gewoon voor de fun, omdat we het mooi vinden?

Vraagstukken die soms dagenlang de media halen, maar waarbij diepere analyses over het hoe en waarom van het ontstaan van diepgaande emotionele controverses tussen verschillende partijen vaak uitblijven. Dat is een gemiste kans meen ik. Het zich verdiepen in elkaars standpunten en keuzes zou dierenwelzijn wellicht een stuk verder kunnen brengen dan je zelf verschansen in je eigen oordelen en visies, en vanuit die verschansing schieten op die van een ander. Dit is de makkelijke weg. Misschien wordt het tijd dat we nu echt breed de uitdaging van het dialoog aangaan en keuzes maken wat we nu eigenlijk met dierenwelzijn menen te bedoelen als natie (niet als wetenschapper), en wat we nu eigenlijk daarmee willen? Pas dan kunnen we echt voortgang boeken en ook open kaart spelen hoeveel we daar voor over hebben. Want laten we wel wezen, dierenwelzijn moet natuurlijk niet de gevleugelde zinsnede worden voor populisten en window dressers!

CLAUDIA VINKE

Betere uniformiteit en standaardisatie binnenkort ook binnen bereik bij onze gezelschapsdieren?

Niets is fijner dan aanpraten tegen een groep mensen die eenzelfde doel voor ogen hebben. In dit geval het welzijn van dieren.

Uiteraard zijn we na een ochtend en middag nog lang niet uitgepraat, want welzijn is een complex begrip met een diversiteit aan invalshoeken. Het aanpassingsvermogen van een individu aan zijn leefomgeving, is immers de resultante van vele interne en externe factoren. We hebben gesproken over genetische aspecten die het aanpassingsvermogen kunnen beïnvloeden, en niet te vergeten de prenatale effecten, zoals stress van het moederdier en de gedragsmatige effecten hiervan op het ongeboren dier. Ook is het belang van een juiste invulling van de eerste levensfase van het jonge dier, de zogeheten socialisatiefase en het leren door imprinting, aan de orde gekomen. Echter, even zo goed kun je nog een hele presentatie geven over het cognitieve vermogen van verschillende diersoorten en perceptie. Immers perceptie, hoe een dier zijn eigen toestand ervaart, is een belangrijk onderdeel van de momentele wetenschappelijke discussie over dierenwelzijn.

Een meer pragmatische aanpak omtrent dierenwelzijn die in de praktijk plaatsvindt, is de invulling van het Europese Welfare Quality Project®, alwaar vooralsnog voor een aantal landbouwhuisdiersoorten, een systematische uitwerking is gegeven voor het creëren van randvoorwaarden op basis van de inmiddels klassieke Vijf vrijheden van de Brambell Committee (1965). Een mooi voorbeeld van een uniforme en gestandaardiseerde aanpak om welzijn vast te leggen onder diverse omstandigheden en bij diverse diersoorten. Terecht werd dan ook tijdens het symposium de vraag gedeponeerd of deze aanpak wellicht ook toepasbaar zou kunnen zijn voor gezelschapsdieren? Een hele uitdaging natuurlijk, want de interpretatie en de aanpassingen van een dergelijk construct vergt een royale portie soortspecifieke kennis. Maar daarom zeker en juist op zijn plaats bij het Platform Verantwoord Huisdierbezit met al zijn specialistische werkgroepen. Tijdens het symposium zijn de eerste vingeroefeningen daartoe al gedaan: de soortspecifieke gedragsmatige behoeften van de verschillende diersoorten kwamen royaal aan de orde in de verschillende workshops. Laten we inderdaad eens nadenken of deze indexering van Welfare Quality ook bruikbaar is voor onze gezelschapsdieren en wel over de diverse diersoorten heen. Wie durft de uitdaging aan?!

Dit is de eerste column in een reeks naar aanleiding van het PVH-symposium ‘The Animals point of view’ Welzijn vanuit het dier gezien

Claudia Vinke