Roofvogels en uilen als ‘huisdier’ ? (sept. 2010)

Standpunten en visies

In het rapport “Roofvogel- en Uilenshows in Nederland” van Vogelbescherming (augustus 2010) wordt een aantal problemen rond het houden van roofvogels en uilen aan de orde gesteld. Met de toenemende populariteit van Harry Potter groeide ook de populariteit van het houden van roofvogels en uilen.
In het rapport wordt melding gemaakt van de invloed die ontsnapte dieren kunnen hebben op de inheemse (beschermde) roofvogel- en uilenpopulaties. Omdat een deel van deze dieren in de vrije natuur kan overleven, veroorzaken ze niet alleen genetische vervuiling en faunavervalsing, ze kunnen hun inheemse verwanten zelfs uit hun territoria verdringen. Daarmee vormen deze dieren een bedreiging voor de natuurwaarden die wij gezamenlijk juist zouden moeten behouden

Er zijn meer redenen om deze toegenomen populariteit nog eens kritisch tegen het licht te houden. Het gaat in ieder geval mis bij de ‘impulsaankopen’. Mensen raken om een of andere reden plotseling onder de indruk van een dier en willen dat hebben. Onze allereerste zorg daarbij betreft het welzijn van de vogels. Wie eerst koopt en pas daarna (of helemaal niet) nadenkt over de eisen die een soort stelt, kan er vrij zeker van zijn dat hij zijn dieren tekort doet, dat hij zich schuldig maakt aan dierenmishandeling.

Roofvogels en uilen zijn geen ‘huisdieren’, in de enge zin van het woord. Ze horen niet in een kooi in de huiskamer. Ze stellen, zoals elke soort, duidelijke eisen aan hun leefomgeving. Als daar niet aan wordt voldaan, wordt hun welzijn geschaad, leiden ze een stressvol bestaan en gaat het welzijn van de dieren snel achteruit.
Ze kunnen echter wèl worden gehouden, en ook gekweekt. De inmiddels grote groep van deskundige liefhebbers heeft dat overtuigend laten zien. Voor elke soort gelden heel specifieke randvoorwaarden qua voeding en verzorging. Wie overweegt om een roofvogel of een uil aan te schaffen, zal zich eerst moeten verdiepen in de behoeften van de dieren. Er is, als het om dieren gaat, absoluut geen ruimte voor impulsaankopen. Dat geldt onverkort voor alle dieren, voor roofvogels en uilen met hun ‘bijzondere’ eisen geldt dat al helemaal.

Nadat de nieuwe eigenaar weet aan welke eisen hij moet voldoen en zijn vogels in een ruime volière zitten met de juiste voeding en verzorging, kan er een volgend probleem ontstaan. Misschien wel met de allerbeste bedoelingen, wil de eigenaar zijn roofvogels of uilen af en toe ‘vrij’ laten vliegen. In de praktijk blijkt te vaak dat dit voor de doorsnee-eigenaar niet haalbaar is, daarvoor is een gedegen opleiding en training nodig. Elk jaar opnieuw komen er tientallen vogels niet terug op de vuist van de amateur-valkenier. Ze verdwijnen ‘de natuur in’.
Een deel van deze vogels redt het niet en zal omkomen, een ander deel redt het wèl en zal mogelijk de door Vogelbescherming gesignaleerde problemen veroorzaken. Dat zouden we willen vermijden, niet alleen vanwege onze verantwoordelijkheid voor de dieren die we houden, ook vanuit ieders verantwoordelijkheid voor de natuurwaarden om ons heen.

Het beoefenen van de ‘vrije vlucht’ met gehouden vogels is een vak apart. Misschien moeten we niet willen dat iedereen de gelegenheid krijgt alleen maar ‘van zijn eigen fouten’ te leren. Als de bevoegdheid om gehouden vogels vrij te laten vliegen zou worden beperkt tot degenen die kunnen aantonen dat zij over de daartoe noodzakelijke kennis en ervaring beschikken, dan zouden we in ieder geval de risico’s voor ‘die andere belangen’ drastisch kunnen beperken.
Verantwoord dierenbezit reikt verder dan de verantwoordelijkheid voor de eigen gehouden dieren, het gaat ook om de verantwoordelijkheid ten opzichte van de maatschappij en alles wat haar dierbaar is.