Stichting Platform Verantwoord Huisdierenbezit Werkgroep Reptielen en Amfibieën Standpunt inzake Wildvang van Reptielen en Amfibieën (mei 2009)

Standpunten en visies

13-05-2009

Vastgesteld in de werkgroepvergadering d.d. 13 mei 2009.
Een deel van de reptielen en amfibieën die door terrariumhobbyisten gehouden wordt, is gevangen in hun oorspronkelijke natuurlijke omgeving. Deze dieren worden ‘wildvangdieren’ genoemd. Dieren die in gevangenschap gekweekt zijn, worden met ‘nakweek’ aangeduid. Een steeds groter wordend percentage van de thans gehouden dieren is in gevangenschap gekweekt maar er worden jaarlijks nog steeds veel wildvangdieren ingevoerd.

De leden van de werkgroep zijn unaniem van mening dat de verantwoording voor het houden van dierenverder reikt dan het terrarium.

De liefhebber van reptielen en amfibieën is, vanuit het oogpunt van dierenwelzijn, medeverantwoordelijk voor de vangst en aanvoer van de dieren voor zijn/haar terrarium.

De leden van de werkgroep geven sterk de voorkeur aan nakweek boven wildvang en is tegen grootschalige import van wildvangdieren.

Indien wildvangdieren worden aangeschaft dan zijn de leden van de werkgroep van mening dat eisen moeten worden gesteld aan de quarantaineomstandigheden van de dieren.

Ook zijn de leden van de werkgroep van mening dat de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, naast de liefhebber van dieren,van toepassing moet zijn op vangers, importeurs, groothandelaren en winkeliers. Aantoonbare vakkennis van reptielen en amfibieën moet hieraan een noodzakelijke bijdrage leveren.

De werkgroep acht een algemeen verbod op wildvangdieren onverstandig.

Redenen waarom wildvang inbeperkte mate mogelijk zou moeten blijven zijn de volgend:

  • De genetische variatie van de populaties in gevangenschap is vaak onvoldoende voor eengezonde nakweek.
  • De gezondheid van ieder individu bepaalt de gezondheid van de populatie.
  • In een algemeen kweekverbod is niet voorzien in de wet.
  • Daar waar voldoende genetische variatie noodzakelijk is moet met zekere regelmaat ‘aanvoer van nieuwe dieren’ mogelijk blijven.

De import van wildvangdieren om deze reden moet slechts een uitzondering zijn.
Uit de wetenschappelijke literatuur blijkt dat de inbreng van deze serieuze liefhebbers (overigens niet alleen bij reptielen en amfibieën), zeer groot is. Een voorbeeld is de bijdrage van hobbyisten aan kweekprojecten voor het behoud van de inheemse Muurhagedis. Maar ook de Europese en Amerikaanse bizon, Arabische oryx, Westelijke Australische moerasschildpad, Galapagos en Seychellen reuzenschildpad, de Vale gier, Californische condor, Europese ooievaar in Nederland om maar een paar voorbeelden te noemen. Het laten uitsterven van soorten is onherroepelijk. Serieuze georganiseerde liefhebbers moeten daarom een kans krijgen soorten in gevangenschap te houden en te kweken, het gedoseerd importeren van wildvang is hierbij een noodzaak om de genetische diversiteit te waarborgen.

De werkgroep is van mening dat wildvang bijdraagt aan kennis over reptielen en amfibieën.

Van veel soorten was, voordat ze werden geïmporteerd vaak niet meer bekend dan dat ze bestonden of sterker nog; er zijn veel soorten pas voor de wetenschap beschreven nadat ze geïmporteerd waren (o.a. varanen, kikkers en salamanders).
Verder kan gesteld worden dat zeer veel van de kennis over deze dieren is verzameld juist door de liefhebberij. Daarnaast dragen observaties aan dieren in gevangenschap bij aan de kennis over de ecologie van die soorten, over het gedrag, hun voedselbehoeften, hun voortplantingssystematiek enzovoorts. Veel publicaties in hobbytijdschriften geven daardoor belangrijke informatie voor conservatie projecten, voor wetenschappelijk onderzoek en voor educatie. Grote voorbeelden daarvan zijn de amfibieën. Voortplantingsgedrag bij pijlgifkikkers, wormsalamanders en vele waterbewonende salamanders is beschreven door serieuze hobbyisten. Indien wildvang dieren gevangen, verhandeld en gehouden worden volgens de regels van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, dan is de werkgroep van mening dat wildvang mogelijk moet zijn.

Verder spreekt de werkgroep zijn bezorgdheid uit dat door een algemeen verbod in te stellen, meer dieren gesmokkeld gaan worden.
Omdat illegale handel niet te controleren is, zal de manier waarop dit geschiedt het welzijn van de dieren doorgaans schaden.

Verkooppunten: De werkgroep pleit voor een aantoonbaar onderscheid tussen wildvang- en nakweekdieren en goede voorlichting aan de aspirant terrariumhobbyist.
Wildvangdieren vinden vooral via de dierenwinkel hun weg naar de liefhebbers, terwijl de vaak makkelijker houdbare nakweek dieren hun weg naar de liefhebbers vinden via verenigingen en beurzen. Beginnende liefhebbers, nog niet aangesloten bij verenigingen en nog niet bekend met de beurzen, kopen daardoor de moeilijker houdbare wildvangdieren, terwijl gespecialiseerde liefhebbers vooral de nakweek dieren kopen.

Reguleer de handel: De werkgroep pleit sterk voor een verplichte certificering van een ieder die bedrijfsmatig met dieren omgaat waarbij vakbekwaamheid tot de eerste vereisten zal moeten behoren.

  • Binnen het driemanschap handel, specialist en school moeten de vakbekwaamheidseisen worden geformuleerd.

Wie reptielen en amfibieën wil verkopen, zowel op groothandelsniveau als op detailhandelsniveau, zal over een opleiding dienen te beschikken in deze specifieke richting. Artikel 56 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren biedt voor dit streven het juiste handvat.

Door de handel te reguleren zal:

  • het gemakkelijker worden om de juiste dieren bij de juiste houder te krijgen
  • zal het gemakkelijker worden om de kweek van dieren te bevorderen
  • en zullen, door minder verkoopplaatsen en betere voorlichting, minder dieren in een impuls worden aangeschaft.