Verzorging

Sport Duiven trainingsmethoden (Falco Ebben)
Sport Duiven trainingsmethoden (Falco Ebben)

Een duif stelt geen hoge eisen aan de huisvesting, maar een droog en tochtvrij hok is in alle opzichten goed voor het welzijn van de duiven. Zorg er ook voor dat er altijd meer zitplaatsen zijn dan duiven. Doe je dat niet dan heerst er altijd onrust op het hok en dat komt de conditie en uiteindelijk ook de gezondheid niet ten goede.
Daarnaast kun je ook nog extra voorzorgsmaatregelen nemen om de duiven gezond te houden. Je kunt er zorg voor dragen dat de kans op bepaalde infectieziekten verminderd door de duiven te laten vaccineren. De belangrijkste zijn de vaccins tegen het paramyxovirus en pokken. Verder kun je de duiven preventief laten onderzoeken op darmparasieten (wormen en coccidiosen) en het geel. Deze laatste ziekte wordt veroorzaakt door kleine eencellige zweepdiertjes die leven in de krop van een duif. Met zieke duiven ga je naar de dierenarts en bij voorkeur een dierenarts die iets van duiven weet. Ook geven we de duiven regelmatig een bad. Voeg aan het badwater een flinke scheut azijn en een eetlepel keukenzout toe want dat helpt ongedierte te bestrijden. Kant en klaar badzout voor duiven is ook te koop, maar keukenzout en azijn zijn veel goedkoper. Verder is het goed om bijvoorbeeld eenmaal per week een geperst teentje knoflook in het drinkwater te geven en bladgroente of klein gesneden wortels lusten ze ook graag. Dit laatste moeten ze overigens wel leren eten. Dure middelen zijn helemaal niet noodzakelijk om gezonde duiven te hebben. Natuurlijk geven we de duiven iedere dag ook vers drinkwater. Werk met twee drinkpotten, terwijl de ene pot gevuld met vers water op het hok staat kan de andere pot op de kop drogen. Dit is belangrijk om ziektekiemen die van een vochtige omgeving houden te doden.

verzorging sportduiven (Falco Ebben)
verzorging sportduiven (Falco Ebben)

Naast voeding, medische verzorging, goede huisvesting en wekelijks een bad, dient er ook aandacht te zijn voor voldoende hygiëne op het hok. Er zijn heel verschillende opvattingen over hoe en hoe vaak duivenhokken moeten worden schoongemaakt. Er zijn duivenhouders bij die een voorkeur voor de zogenaamde droge mestmethode hebben. Er wordt een flinke laag (erwten)stro of beukensnippers op de vloer van het hok gelegd. Soms wordt op plekken waar veel mest aankoekt schoon stro aangebracht en soms wordt het stro wat uitgeschud waarbij de droog geworden mest op de bodem komt. Voorwaarde voor deze methode is wel dat het hok echt heel droog moet zijn en dat er zich niet te veel duiven in het hok zitten anders loop je veel risico op overdracht van infecties. Bij de jonge duiven komen we nog even op deze methode terug.

Meer gangbaar is dat het hok dagelijks, soms tot tweemaal toe, wordt schoongemaakt waarbij alle mest wordt verwijderd. Niet alleen de vloer, maar ook de schapjes en bakken worden schoongemaakt. Door het verwijderen van de mest wordt de infectiedruk verminderd en is de kans op ziekten dus veel kleiner. Daarnaast kun je dan regelmatig het hok ontsmetten. Halamid is daarvoor een uitstekend middel. Daarbij wel goed de opgegeven hoeveelheid in acht nemen. Denk vooral niet dat meer dan de aangegeven hoeveelheid ook beter is. Ook een brander kan op het hok goede diensten bewijzen. Eitjes van parasieten die niet gevoelig zijn voor Halamid worden hierdoor vernietigd. Zeker bij het voorkomen van coccidiosen is dit een effectief middel. De vloer van te voren licht bevochtigen zodat de eitjes door de warme lucht niet omhoog worden geblazen. Branden kan ook als het hok met Halamid ontsmet is en nog niet helemaal droog is.

Ook in de kieren van het hok kan met de brander ongedierte bestreden worden. Met deze middelen krijgen we een hok waar de infectiedruk zeer laag is en zeker tijdens het vliegseizoen wanneer duiven meer belast worden dan anders, is dat een goede zaak.
We zeiden al dat we nog even op de droge mestmethode en jonge duiven zouden terugkomen. Als jonge duiven gespeend worden zijn ze tegen veel ziekten beschermd. Dit komt door de maternale immuniteit. Dit wil zeggen dat ze via de moeder antistoffen via het ei hebben meegekregen. Deze immuniteit werkt echter maar een beperkte tijd en dan zal de jonge duif zelf antistoffen moeten gaan opbouwen. Misschien is in deze periode de droge mestmethode niet echt af te raden. De jonge duiven dienen in deze periode als jonge duif echt in aanraking te komen met van alles en nog wat, zodat ze straks ook echt weerstand hebben tegen ziekten die ze dan zelfstandig kunnen overwinnen. Met mensenkinderen is dat niet anders. Deze komen vaak thuis van kinderdagverblijven met allerlei gezondheidsongemakken, maar daar worden ze niet slechter van. Maar, zorg er wel voor dat zodra de duiven worden opgeleerd voor vluchten ze in een prima gezondheidstoestand verkeren. Duiven opleren of met trainingsvluchten meegeven terwijl ze niet heel gezond zijn is vragen om moeilijkheden en dus niet verantwoord.

Voeding
Er is in de duivensport al heel wat afgeschreven over duiven en voeding. In een heus standaardwerk ‘De postduivensport in haar geheelen omvang’ van A.H.A. Pelt uit 1923 lezen we:
“De keus van het voedsel en de manier van behoorlijk te verdeelen met inachtneming van het beste tijdstip van toediening zijn zaken van het hoogste gewicht in de duivensport”.
Ook vandaag nog zien we dat deze aanbevelingen door tal van duivenhouders worden nageleefd. Wel moet daarbij vermeld worden dat we al lang niet meer spreken over hetzelfde voer. De heer Pelt verkondigde dat de veldboon en wikke het basisvoer moesten zijn voor onze duiven. Nou, het is heel waarschijnlijk dat de meeste duivenhouders nog nooit van deze zaden hebben gehoord. De veldboon kennen we nu beter onder de naam tuinboon, maar de prominente plaats van veldboon en wikke ooit hebben gehad is nu wel helemaal verdwenen. In de jaren tussen dit standaard werk uit 1923 en nu, zijn er zeer vele artikelen en vele boeken verschenen welke zich hebben gebogen over de wijze van voederen en de meest gewenste samentelling van het voer voor onze sportduiven. Ook nu nog is er nog steeds sprake van discussie over goede voeding voor sportduiven. Dit wil dus zeggen dat hier geen standaard recepten voor onze sportduiven kunnen worden weggegeven. Wel heeft de meer dan 100 jaar durende discussie over de voeding voor sportduiven natuurlijk wel betere inzichten gegeven. Ook de voerfabrikanten zijn in deze ontwikkeling meegegaan en hebben daar soms ook het voortouw in genomen.
Het voer dat nu door meerdere voerfabrikanten wordt aangeboden is allemaal van een niveau waar onze duiven wel bij varen. Om duiven gezond te houden zijn de zogenaamde basismengelingen die men het gehele jaar kan geven, in principe al voldoende. Maar duivenhouders willen meer dan alleen duiven die in redelijke gezondheid verkeren. Zij willen dat de duif goed door de rui komt, de jonge duiven prima opgroeien, de duiven een optimaal voedingspakket krijgen ter voorbereiding op de vluchten en noem maar op. Want iedere periode in het leven, en tijdens het vliegseizoen iedere dag van de week, van een duif stelt bijzondere eisen aan de voeding. Hoewel een basismengeling dus volstaat, kun je beter op de behoeften van de duif inspringen. Een duif die prestaties moet leveren heeft brandstof nodig, een jonge duif moet groeien, een ruiende duif moet het verenpak vernieuwen, kortom, steeds andere behoeften.

Thee (Falco Ebben)
Thee (Falco Ebben)

Ook daar voorziet de diervoedingsindustrie in. Er zijn onder meer ruimengelingen, dieetmengelingen, vliegmengelingen en kweekmengelingen verkrijgbaar in de handel. Deze mengelingen kennen we weer in zeer vele variaties. Veel liefhebbers hebben dan ook meerdere mengelingen in huis die ze gebruiken om de duiven tijdens iedere periode zo goed mogelijk te voeren. De meeste fabrikanten geven met schema’s op hun website aan hoe je met hun voer de duiven het beste kunt voorbereiden op de wedvluchten. Daarnaast is het natuurlijk mogelijk je eigen mengeling te maken, maar de mengelingen die worden aangeboden zijn redelijk tot goed afgestemd op de praktijk en dan kun je, zeker als beginneling, experimenteren beter achterwege laten.
Naast de mengelingen van zaden, granen en peulvruchten, kunnen hebben de duiven ook bepaalde bijproducten nodig om gezond te blijven. Zeker als het om duiven gaat die niet vrij rondvliegen.
Duiven hebben geen tanden en een goede gritmengeling is dan behulpzaam om in de spiermaag van de vogels het voedsel mee te kunnen fijnmalen. Daarnaast voorziet grit in de kalkbehoefte van duiven. Ook mineralen mogen niet ontbreken op een duivenhok. Grit moet dagelijks vers worden aangeboden. Niet te veel, want een dag later kun je het weer weggooien. Als het grit even staat dan wordt het niet meer gegeten. Dus dagelijks verversen. Ook bij mineralen zien we hetzelfde. Staat het een dag dan kijken de duiven er niet meer naar om. Alleen duiven waarmee we kweken dienen dagelijks verse mineralen te krijgen, in ander perioden kan worden volstaan met het twee maal wekelijks aanbieden van mineralen. dit kan het beste over het voer. Bevochtig het voer met wat olie, bijvoorbeeld zonnebloemolie, en vermeng dit met een beetje mineraalpoeder.

Mineralen (Falco Ebben)
Mineralen (Falco Ebben)

Verder kunnen we onze duiven wat gezonde variatie in voeding geven door wekelijks een uitgeperst teentje knoflook in het water te doen en groente aan te bieden. Zodra ze dit leren eten genieten ze er ook van. Een krop sla of een stronk boerenkool wordt zeer gewaardeerd. Pinda’s zijn, zodra de duiven geleerd hebben deze te eten, een prima middel om twee zaken mee te bereiken. Jonge duiven kun je heel tam krijgen met pinda’s. Ze zijn er dol op, maar let er wel op dat de pinda’s van goede kwaliteit zijn want anders kunnen de duiven er ziek van worden. Pinda’s bezitten ook prima vetten die als brandstof kunnen dienen voor onze duiven tijdens de wedvluchten. Een gram vet geeft namelijk twee keer zoveel energie als een gram glucose (druivensuiker). Ook gepelde zonnebloempitten en hennepzaden beschikken over dergelijke gezonde vetten.
In de vrije natuur krijgen duiven met het opnemen van zaden en granen ook aarde en insecten binnen. Dit van nature opnemen van klei zien we ook terug in het aanbod van aanvullend duivenvoer waar piksteen van klei wordt aangeboden. Als de duiven om het huis of op het gazon grazen zullen ze zelf waarschijnlijk in voldoende mate voorzien in deze behoefte.
Samengevat kunnen we zeggen dat een goede voermengeling met variaties van grit en mineralen en eventueel knoflook en groenten een prima basis is voor een geslaagd rui-, kweek- en vliegseizoen.

Consequenties verbonden aan het houden van sportduiven
Tussen de vele huisdieren neemt de sportduif een bijzondere plaats in. Feitelijk is de sportduif, gezien de manier waarop deze gehouden wordt, nog een wilde duif. De duif mag alles doen wat zijn wilde soortgenoot ook mag. Hij mag vrij vliegen, paren, eieren leggen, jongen krijgen en op zijn tijd een robbertje vechten. De duiven krijgen voer en huisvesting en als het nodig is medische verzorging, maar voor de rest leven ze als hun wilde soortgenoten. Dat heeft een paar gevolgen.
Een belangrijk gevolg is dat het welzijn van de sportduif goed gegarandeerd kan worden. Juist omdat onze duif volop zijn natuurlijk gedrag kan uiten is hij niet te vergelijken met huisdieren die bijvoorbeeld beperkt worden in hun natuurlijk gedrag. We plegen bij de duif ook geen ingrepen zoals castraties en sterilisaties. De sportduif kan leven naar zijn aard en de intrinsieke waarde van het dier wordt niet aangetast.
Maar aan dat natuurlijke leven zitten ook natuurlijke risico’s. De duif is een belangrijk prooidier. Niet alleen voor roofdieren zoals bunzings, marters, wezels en dergelijke maar vooral bij roofvogels staat de duif hoog op de menukaart. Zeker de havik kan soms het leven van duiven en duivenhouders erg zuur maken. Naast de havik zijn de slechtvalk en het vrouwtje van de sperwer soorten die de duif bejagen. Dan zijn er ook nog de huiskatten. Lang niet alle katten vallen duiven aan. Zeker katten die bij duiven zijn grootgebracht vormen maar heel zelden een probleem, maar vreemde katten en zeker verwilderde katten zijn potentieel gevaar voor sportduiven.
Veel andere vogels zijn net als onze duif prooidieren. Er wordt bij deze vogels jaarlijks voor voldoende nageslacht gezorgd door enkele nestjes jonge vogels groot te brengen of ze brengen eenmalig een groot nest voort zoals de wilde eend die wel 10 jongen of meer kan krijgen. Van de twee tot drie nestjes jonge merels die een paartje jaarlijks groot brengt blijft misschien maar één jong in leven in het geboortejaar. Ook van de talrijke eendenkuikens zijn er maar weinig die het volgende voorjaar levend halen. Dit geldt ook voor de voorouder van onze postduif, de rotsduif en voor bijvoorbeeld ook de houtduiven. Bij de sportduif ligt het percentage duiven dat het eerste levensjaar haalt vele malen hoger. Daarom worden sportduiven ook niet in de gelegenheid gesteld om onbeperkt jongen groot te brengen.
Tegen roofdieren kan iets ondernomen worden, namelijk het hok zo maken dat ze niet binnen kunnen dringen. Dit is overigens niet eenvoudig want sommige roofdieren komen door een heel kleine opening nog binnen. Verliezen door katten kun je helpen voorkomen door te zorgen dat als de duiven voor het hok zitten er voldoende ruimte is zodat een kat niet echt dichtbij kan sluipen. Ook kun je de tuin tegen katten beveiligen door te zorgen dat de kat de tuin moeilijk in kan. Bij roofvogels sta je echter bijna met lege handen. In de gevaarlijke winterperiode kun je er voor kiezen om je duiven tijdelijk niet of veel minder uit te laten, maar dat is ook alles.
Verder is het zo dat het vrij kunnen uitvliegen ook nog andere risico’s met zich meebrengt. Sommige duiven, en dan vooral jonge duiven die nog maar net vliegen, vliegen zich tijdens de eerste uitbundige vliegpartijen dood, omdat ze een obstakel niet meer kunnen ontwijken. Later als ze de omgeving gaan verkennen of tijdens een wedvlucht vliegen er zich ook duiven dood tegen draden net als veel andere vogelsoorten. Verder vallen er onder de duiven ook verkeersslachtoffers.
Natuurlijk kun je een duif tegen al deze bedreigingen beschermen door de duif in een kooi of volière te huisvesten, maar daarmee tast je het welzijn van een duif aan. De risico’s accepteren is het beste en dus ook accepteren dat (vooral) jonge duiven verloren gaan.

Bron
De moderne duivencoach, Ton Ebben, Leo van der Waart, 2011 

Houderij Richtlijnen