Verzorging

Water en voer
Huisvesting binnenshuis
Los vliegen
Huisvesting in buitenvolière
Verzorging van buitenvolièrevogels

Water en voer

Bij de ‘beginnervogels’ (kanarie, zebravink, agapornis en grasparkiet) gaat het om vogels die voornamelijk zaden eten. Vraag de winkelier of de liefhebber van wie u de vogel koopt naar het voer dat het dier tot dan toe heeft gegeten. In de handel bestaan er zogeheten standaardmengelingen (een standaardvoer dat door veel vogelsoorten gegeten kan worden) en speciale voor de vogelsoort samengestelde zaadmengelingen. Vraag daarnaar bij de winkel en zeg welke vogelsoort(en) u bezit.

Vogels ontdoppen het zaad en eten het binnenste op. De doppen ‘vliegen weg’ of blijven in het bakje liggen. Zie deze doppen niet aan voor voer! Blaas elke dag de doppen weg en vul het voerbakje weer aan met nieuw voer.
Maar een zaadmengsel alleen is niet voldoende! Geef de vogels elke dag een theelepeltje krachtvoer. Wanneer ze jongen hebben dienen ze te allen tijde over opfokvoer te beschikken. Naast zaad en krachtvoer dienen de vogels altijd te beschikken over wat grit en maagkiezel. Deze zijn nodig voor botgroei, eivorming en een goede werking van de maag. Ook groenvoer, zoals sla of een paar vingers vogelmuur, kunnen de voeding verder verrijken. Eenmaal per week of twee weken geldt als een goede regel. Heel belangrijk is dat de vogel elke dag vers water krijgt om te drinken. Daarnaast is de aanschaf van een vogelwaterbad voor de beginnervogels een must. Op zijn minst dient de vogel twee keer per week een badgelegenheid te krijgen.
Maar beter is nog het dagelijks ter beschikking stellen van een badje en die we dan ook dagelijks verschonen met uitsluitend vers water. Let op! Vogels zijn niet echt slim. Zorg er voor dat de voerbak en de waterbak bij pas aangekochte vogels goed zichtbaar staan opgesteld en dat de drinkopening breed genoeg is dat de vogel ook daadwerkelijk kan drinken. Liever wat bakjes te veel, dan vogels die doodgaan omdat ze het water of het voer niet hebben kunnen vinden. Strooi eventueel een handvol voer op de bodem.

Huisvesting binnenshuis

De ‘beginners’ vogels (kanarie, zebravink, agapornis en grasparkiet) kunnen paarsgewijs gehuisvest worden in een goed geventileerde (broed)kooi (minimaal 40×40 cm) of in een volière. Een kooi dient tochtvrij te staan opgesteld en niet in de volle zon. Kanaries, zebravinken en grasparkieten zijn weliswaar ‘winterhard’, maar een volière dient ofwel te beschikken over een tochtvrij nachthok of over goed beschutte, tochtvrije hoeken. Bij de aanschaf van een grasparkiet of agapornis dient de kooi te zijn voorzien van horizontale spijlen om het klimmen van de vogel mogelijk te maken. Vraag hierbij advies aan de winkelier en koop de kooi niet te klein.

Los vliegen

Als een vogel redelijk tam is kan hij in de kamer vrij rondvliegen. Alhoewel dit niet aan te raden is; het is veel te gevaarlijk voor de vogel. Bijvoorbeeld een vogel die onder het kussen op de bank gekropen is en geplet wordt, een vogel die over de vloer loopt of achter de eigenaar aanloopt en tussen de glazen schuifdeur terechtkomt, of een vogel die zich elektrocuteert door het doorbijten van kabels.
Indien U het toch doet, dan zorg er alstublieft voor dat de vogel hoge plaatsen heeft om te landen en dat de ruimte goed afgesloten kan worden. Doe de gordijnen dicht om te voorkomen dat de vogels tegen de ramen opvliegen. Hou rekening met eventuele giftige kamerplanten en de aanwezigheid van andere huisdieren, zoals katten. Laat de vogel tijdens het vliegen nooit alleen. Zorg dat een eventueel aanwezige open haard afgesloten is en dat kaarsen op onbereikbare plaatsen staan. Als de vogel gepakt moet worden kan dat makkelijker gebeuren als alles verduisterd is. In het donker zien ze niet veel.

Huisvesting in buitenvolière

Kanaries, zebravinken en grasparkieten zijn wel ‘winterhard’, maar een buitenvolière moet wel beschikken over een tochtvrij nachthok of goed beschutte, tochtvrije hoeken. Hiervoor kunnen ook struiken en heesters die hun blad niet verliezen (bijvoorbeeld een laurierstruik) gebruikt worden. De vogels moeten droog en uit de wind kunnen slapen. In een volière kunnen meerdere dikke en dunne stokken, takken of twijgen aangebracht worden.
Ook een volière moet regelmatig schoongemaakt worden. Uitwerpselen moeten worden opgeruimd en de stokken schoongemaakt. De gehele bodem moet eens in de twee tot drie weken schoongemaakt worden.

Verzorging van buitenvolièrevogels

Een vogel heeft een lichaamstemperatuur van ongeveer 40°C. Wanneer het vriest, bijvoorbeeld -10° C, dan moet het beestje een temperatuurverschil overbruggen van 50°C. Dit houdt in, dat hij een energierijke voeding moet krijgen. Voor zover de vogels ze eten, mogen zogenaamde mezenbollen (vet) best verstrekt worden, maar vermijd gezouten vet, spek of dergelijke. Badwater mag is gewenst, maar voor een uur in de vroege middag uren zodat de vogels tijd hebben om te drogen en dus niet nat gaan slapen.
Drinkwater moet altijd aanwezig zijn. Door wat suiker, honing of nectar door het water te doen, ontvangen de vogels extra calorieën en het vriespunt van het water gaat naar beneden. Ook zijn er kleine elektrische verwarmingselementen te koop die in het drinkwater gelegd kunnen worden om bevriezing te voorkomen. Controleer tijdens vorstperiodes veelvuldig of het water niet bevroren is of erg opgewarmd is door het verwarmingselement.
Laat eigenlijk nooit (maar zeker niet in de winter!) voedsel op de voedertafel achter. Dit trekt muizen aan, die de vogels kunnen besmetten en in hun slaap kunnen storen. De vogels moeten uberhaupt ‘s avonds niet opschrikken en dan ergens verdwaald in een hoekje van de volière de rest van de nacht doorbrengen, met alle mogelijke gevolgen van dien.