Voeding

De jonge hond
De volwassen hond
De gecastreerde hond
De oudere hond
Hoe vaak voeren
Drinken
Ongewenste zaken

j0409310

De jonge hond

Onder jonge honden verstaan we pups vanaf ongeveer zeven weken tot volwassenheid. Wanneer de hond volwassen is hangt af van de grootte. Kleine rassen (Jack Russell, teckel) zijn al uitgegroeid wanneer ze ongeveer acht maanden oud zijn, terwijl middelgrote rassen (cocker spaniël, staby) doorgroeien tot een leeftijd van twaalf maanden. Grote rassen (Labrador, bouvier) groeien door tot ze 18 maanden zijn, zeer grote rassen (Duitse dog, sint Bernard) tot ze 24 maanden oud zijn. Kleine- en middelgrote rassen hebben tijdens de groei meestal weinig problemen, het belangrijkste is dat ze in deze periode de groei slank gehouden worden.
Heel wat minder eenvoudig ligt het voor die rassen die zwaarder dan twintig kilogram zullen gaan worden. Door de snelle groei en ontwikkeling van het skelet ontstaan er gemakkelijk groeistoornissen als gevolg van een niet-uitgebalanceerde voeding. Om voor deze rassen tijdens de groei een verantwoorde voeding te kiezen, is het goed om de volgende zaken in acht te nemen:
– voer een pupvoeding die speciaal geschikt is voor grote rassen en is afgestemd op hun leeftijd voeg beslist geen vitaminen- of mineralenmengsels, melk of pap toe geef géén verse vleesproducten als pens of hart.
– zorg dat de hond tijdens de groei zeer slank blijft voer vier maal per dag, dus ook ’s avonds nog een kleine maaltijd.

De volwassen hond

De hoeveelheid voeding die een volwassen hond moet eten is erg afhankelijk van het ras (actieve of rustige hond), de hoeveelheid dagelijkse beweging of werk, de leefomgeving (boerderij of flat) en eventuele castratie.
Omdat er erg veel voedingen in de handel zijn, is het erg moeilijk om precies aan te geven hoeveel gram de hond per dag mag eten. De adviezen op de verpakking zijn goede richtlijnen, maar de werkelijk benodigde hoeveelheid is altijd afhankelijk van de activiteit en omstandigheden van de individuele hond. Als een hond teveel eet produceert hij niet alleen veel ontlasting, maar wordt geleidelijk aan ook te dik.
Regelmatig wegen is dus van belang, zowel van de hond als van de hoeveelheid voer. De hoeveelheid voer mag wel wat variëren: op actieve dagen wat meer, op rustige dagen wat minder. Is er een periode, dat de hond minder beweging krijgt, bijvoorbeeld door ziekte van de hond of de eigenaar, slecht weer, winter of andere omstandigheden, moet de hoeveelheid voeding aangepast worden. Van belang is dat de hond slank blijft. De voedingstoestand van de hond wordt beoordeeld aan de ribben. Wanneer u met uw vlakke hand de ribben kunt voelen is uw hond niet te dik.
Bij sommige rassen moet u de ribben zelfs kunnen zien. Steken ook de bekkenbeenderen erg uit dan is de conditie te mager. Voelt u een vetlaag(je) op de ribben dan is het verstandig de hoeveelheid voeding naar beneden bij te stellen. Verminder de hoeveelheid met 15%, geef hem meer beweging en beoordeel de hond na een maand nog eens.

De gecastreerde hond

Het verwijderen van de geslachtsorganen (en dus van de geslachtshormonen) heeft een duidelijk effect op de stofwisseling van een reu en een teef. Dit wordt bij de teef gewoonlijk sterilisatie genoemd, maar de juiste naam is castratie. Het energieverbruik van een dier na castratie daalt sterk (wel 20-30 %), want een gecastreerde hond beweegt minder.
Het vrouwelijk geslachtshormoon heeft een geringe eetlustremmende werking. Bij het wegvallen van dit hormoon neemt de trek dus toe. Terwijl de behoefte aan energie duidelijk is afgenomen neemt de eetlust toe. Hierdoor leiden gecastreerde dieren twee keer zo vaak aan overgewicht als niet gecastreerde dieren. In de praktijk betekent dit dat u er verstandig aan doet uw hond na de castratie 15-25% minder voer te geven en de hond regelmatig te wegen. Doe dit bijvoorbeeld het eerste halve jaar na de castratie eens per maand en bekijk kritisch de hoeveelheid voer die u geeft.

De oudere hond

Er is een aantal redenen om de voeding van de senior hond (kleine rassen vanaf zeven; zeer grote rassen vanaf vijf jaar leeftijd) aan te passen. De belangrijkste zijn: een toegenomen kans op ziekten, overgewicht door veroudering van verschillende organen en verminderde weerstand en gewrichtsaandoeningen. Veel senioren bewegen minder. Seniorenvoeding bevat minder energie zodat overgewicht kan worden voorkomen en daarnaast worden in veel senioren voedingen extra voedingstoffen voor het gewrichtskraakbeen toegevoegd.
Naarmate de hond ouder wordt, neemt de kans op ziekten van onder andere de nieren en het hart toe. Om die reden worden onder meer zouten als natrium en fosfor in seniorenvoeding beperkt. De afweer van een oudere hond vermindert, terwijl het verouderingsproces veel schadelijke afvalstoffen oplevert. In het seniorenvoer worden tegenwoordig vaak extra beschermende stoffen (anti-oxidanten) gedaan die het afweersysteem helpen het lichaam gezond te houden.

Hoe vaak voeren

Geef kleine en middelgrote volwassen honden liefst twee keer per dag te eten. Grote honden moeten tenminste twee keer per dag gevoerd worden om de kans op een maagdraaiing te verkleinen. Geef grote honden daarnaast na het eten minimaal twee uur rust. Dus niet spelen of rennen.

Drinken

Gewoon kraanwater is prima om de dorst mee te lessen. Zorg dat er altijd fris water klaar staat. De hoeveelheid die gedronken wordt is erg afhankelijk van de omgevingstemperatuur, de hoeveelheid activiteit en de voeding; honden die hijgen verdampen veel water via hun tong en drinken soms meer. In droogvoer zit veel minder vocht dan in natvoer; honden die brokken eten drinken meer dan honden die blikvoer, diepvries of diner eten.
Als richtlijn voor een hoeveelheid vocht die per 24 uur wordt ingenomen is een halve liter per 10 kilo lichaamsgewicht. Hierbij moet dan al het vocht worden meegerekend, dus ook het water in het dinervoer, de hoeveelheid in het blikvoer en dat wat de hond nog eventueel buiten drinkt.

Ongewenste zaken

  • Toevoegen van vitaminen- en mineralenmengsels is niet nodig en kan zelfs schadelijk zijn.
  • (Orgaan)vlees, vooral van het varken, mag niet rauw gegeven worden en moet dus altijd gekookt worden.
  • Onvoldoende ontdooid voer of direct uit de koelkast verstrekt voer kan maagdarmklachten geven.
  • Botjes van kip (en ander gevogelte) of karbonadebotjes kunnen splinteren en ernstige verwondingen in het maagdarmkanaal veroorzaken. Op speciale kauwkluiven of een stevig bot (schenkel of mergpijp) kunnen ze lekker kauwen en het is ook goed voor het gebit.
  • In principe heeft een hond geen variatie in de voeding nodig.
  • Plotseling overschakelen op een ander voer kan zelfs buikpijn en diarree veroorzaken. Als het nodig is, schakel dan altijd geleidelijk om (in ongeveer vier dagen) door het oude en het nieuwe voer eerst te mengen.
  • Honden kunnen soms diarree van melk krijgen
  • Een hond mag beslist geen chocola laten eten. De cacao bevat een stof die erg giftig voor de hond is.