Project Egyptische landschildpad (Testudo kleinmanni)

Kweek in gevangenschap in het kader van soortbehoud en herstel in het wild. De rol van de European Studbook Foundation (ESF) hierin.

Inleiding

De Egyptische of Kleinman’s landschildpad komt voor in Israel, Egypte en Libië. Zij bewoont de circa 50 tot 100 km smalle kuststrook van Libië en Egypte en een gebied landinwaarts in de Negev woestijn in Israel. Het leefgebied bestaat voornamelijk uit semi- woestijn en zandduinen. Als voedsel dienen voornamelijk seizoenplanten en kruiden. De actieve periode van de schildpad is hoofdzakelijk gedurende herfst, winter en voorjaar. In de hete droge zomermaanden wordt een zomerslaap gehouden waarbij de dieren in holen van knaagdieren verblijven of soms ook zelf onder struiken en graspollen een hol graven. In de late herfst paren de dieren, de eieren worden 6 tot 8 weken daarna gelegd. De jongen worden in het vroege voorjaar geboren en leiden de eerste maanden van hun leven een verborgen bestaan. Zij zijn immers door hun geringe afmetingen zeer kwetsbaar.
Tot halverwege de jaren tachtig werd de Egyptische landschildpad nauwelijks in gevangenschap gehouden. Het bestaan in het wild was nauwelijks bekend. Voor de enkele dieren, die met name vanuit Egypte, in de dierenhandel werden aangeboden werden prijzen variërend van 500 tot 1000 gulden gevraagd. Nadat begin jaren negentig grotere aantallen dieren uit Egypte werden geïmporteerd daalde prijs tot rond de 200 gulden. Nagenoeg alle geïmporteerde dieren verkeerden lichamelijk in een matige tot zeer slechte toestand; zij leden aan uitdroging, hadden lever- en nierschade en ingewandparasieten. Het transport van de oorsprongslanden naar hun uiteindelijke bestemming was lang en slecht. De meerderheid van de destijds geëxporteerde dieren overleefde niet lang nog bij particulieren nog in dierentuinen.
Eind jaren negentig werd verondersteld dat de soort in Egypte op de rand van uitsterven stond. In het jaar 2000 werd echter nog een kleine populatie aangetroffen in de Zaranik Protected Area in de noordelijke Sinaiwoestijn. In Libië en Israel wordt de soort ook ernstig bedreigd. Oorzaken voor de bedreigde status zijn de massale exporten naar het westen, doch ook het verdwijnen van leefgebied ten behoeve van landbouw en veeteelt en de ontwikkeling van toerisme. In Israel zijn vooral militaire activiteiten een belangrijke factor.
De soort is internationaal beschermd bij CITES aanhangsel 1 wat niet betekent dat de soort veilig is. Illegale handel bestaat nog steeds. De afgelopen jaren zijn er enkele inbeslagnames geweest van illegale exporten vanuit Libië. In oktober 2005 en november 2006 werden respectievelijk 275 en 408 dieren op de luchthavens van Rome en Milaan in beslag genomen.

In situ bescherming (in het natuurlijke leefgebied)

Behalve de fokprogramma’s, de zogenaamde “Assurance colonies”, zou bescherming van het leefgebied de hoogste prioriteit moeten hebben. Lange tijd echter was er nauwelijks interesse voor bescherming van wilde populaties. Wel werden gedurende de laatste decennia illegale transporten onderschept en er waren inbeslagnames op markten. Deze dieren werden in Egypte zelf opgevangen. De oorsprong van deze dieren was onbekend, immers werden ook dieren via de niet of nauwelijks gecontroleerde grens tussen Egypte en Libië Egypte binnengesmokkeld. De status van de soort in Libië is onbekend, doch aangenomen wordt dat de soort nog in redelijke aantallen voorkomt. De laatste jaren echter vinden ook vanuit dat land illegale transporten plaats en worden dieren op markten aangeboden.
In Egypte werden de laatste decennia initiatieven tot bescherming ontwikkeld door Sherif en Mindy Baha el Din met hulp van o.a. de Londense dierentuin en de Engelse Tortoise Trust. Sinds enkele jaren echter wordt ook door de Purdue universiteit in de USA een bijdrage geleverd; Omar Attum is de centrale persoon hierin. Op basis van diverse veldonderzoeken, waarbij kleine populaties werden herontdekt, is een herstelprogramma ontwikkeld. Studies zijn gedaan naar de haalbaarheid en effecten van het creëren van omheinde oasen in het leefgebied. Nadat deze studies hoopvol bleken zijn in beslag genomen dieren in deze beschermde gebieden vrij gelaten. De eerste kleine groepen dieren waren uitgerust met zenders waardoor hun gedrag kon worden gevolgd. Toen ook dit positief uitpakte zijn grotere groepen dieren vrij gelaten. Dit had echter tot gevolg dat een manier moest worden gevonden deze dieren goed te volgen en te observeren. Een oplossing werd gevonden in het opleiden van de lokale Sweirki bedoeïenenstam tot ranger. Deze voormalige schildpadverzamelaars blijken naast het vertrouwd zijn met het gebied uiterst toegewijde beschermers te zijn. Behalve dat met dit werk een inkomen wordt gecreëerd en gegarandeerd kunnen familieleden van hen extra inkomen vergaren door het produceren van borduurwerk en kunstwerk dat op lokale markten vooral aan toeristen wordt verkocht. Hiermede is ook een basis gelegd voor bewustwording van de bescherming van de soort en het leefgebied en de duurzaamheid daarvan. Ook scholen worden in het project betrokken.
In de Zaranik Protected Area zijn thans drie lokale Sweirki veld technici aan het werk. Zij volgen ieder tien dagen per maand een specifieke schildpad. Hierbij worden belangrijke gegevens verzameld over gedrag, voeding en voortplanting, de begroeiing en de klimaatsomstandigheden van het gebied. Hierbij wordt gebruikt van GPS apparatuur. Ook worden dieren geregeld gemeten en gewogen. De van geboorte Amerikaanse Omar Attum werkt voor wat betreft coördinatie nauw samen met Sherif en Mindy Baha El Din en collega Bruce Kingsbury van de Purdue universiteit.
Hoewel de kosten tot voor kort nog relatief laag waren zijn voor verdere ontwikkeling en uitvoering van het plan verdere fondsen nodig. Te denken valt aan opleidingen van meerdere bedoeïenen, aanleggen van omheinde gebieden en bescherming en bewaking daarvan, veldonderzoeken, educatie en reiskosten. Het betrekken van de lokale bevolking in het beschermingsproject is van uitermate groot belang.

Ex situ bescherming (buiten het natuurlijke leefgebied)

De rol van de Nederlands- Belgische Schildpadden Vereniging (NBSV) en de European Studbook Foundation (ESF).
Binnen beide organisaties is de afgelopen jaren uitgebreid aandacht besteed aan de kritieke situatie van de soort in de natuur, o.a. door artikelen in het NBSV-tijdschrift Trionyx en presentaties op landdagen. Ook wordt de kweek door middel van een ESF-stamboek/fokprogramma gestimuleerd en gecoördineerd om de “assurance colony” te vergroten doch ook om die genetisch en fysiek gezond te houden. Om een financiële bijdrage aan de in situ bescherming in Egypte te kunnen leveren is in het kader van de jaarlijkse NBSV beschermingsprojecten in 2007 en 2008 de leden gevraagd voor het Testudo kleinmanni- project een extra gift te doen. Dit resulteerde in 2007 in een bedrag van € 3300 en € 1347 in 2008.
Binnen het ESF-stamboek voor de soort is door enkele deelnemers het idee opgevat gekweekte dieren niet te verkopen doch op basis van kweekleen aan andere stamboekdeelnemers, doch ook daarbuiten aan dus daarmee nieuwe deelnemers, over te dragen en een “vrijwillige” bijdrage van € 100 per dier te vragen. Dit heeft anno 2010 geleid tot een totaal van € 6500, inclusief een belangrijke donatie van € 3500 van het Nederlandse bedrijf en Shell partner HSN Steel structures.
Samenvattend betekenden deze donaties dat in drie jaar tijd door NBSV en ESF bij elkaar € 11200 werd ingezameld voor zowel in situ als ex situ conservation van de soort.
Naast het ESF- stamboek/fokprogramma wordt ook door de Europese dierentuinen, verenigd in de European Association for Zoos and Aquariums (EAZA), een stamboek/fokprogramma gecoördineerd. Voor de dieren die binnen beide programma’s worden gekweekt is het van belang goede locaties te vinden. Organisaties die dieren kunnen opnemen en daarvoor niet alle financiële middelen hebben kunnen uit het Kleinmanni projectfonds worden ondersteund. Het ARCO Spanje-project heeft reeds een financiële ondersteuning gekregen voor de bouw van een groot verblijf voor de opvang van de in Italië in beslag genomen dieren.
Verder werd uit de NBSV-opbrengsten de aankoop en bouw van een hekwerk betaald dat dient ter bescherming van gereïntroduceerde schildpadden. Uit de ESF-opbrengsten werden dit jaar de aankoop en verspreiding van Kleinmanni-project T-shirts onder scholen en dorpen in de beschermde gebieden betaald; kosten $ 1200.
De beide ESF- en EAZA-stamboeken werken hierin nauw samen.
De stamboekpopulaties zijn sinds de start in 2000 significant in omvang toegenomen. De startpopulatie van de aanvankelijke uit het wild afkomstige dieren heeft het in het begin moeilijk gehad. Veel van die dieren zijn in de beginjaren gestorven. Doch door goede communicatie, coördinatie en samenwerking met daarbij gevoegd de circa 250 in Italië in beslag genomen dieren is de totale Europese populatie gegroeid tot rond de 800 dieren.
Binnen het ESFstamboek is 74% van de populatie in gevangenschap geboren. Binnen het EAZA stamboek ligt dit percentage op 57.
Binnen deze fokprogramma’s wordt veel kennis vergaard m.b.t. huisvesting, kweek en voeding. Kennis die een bijdrage kan leveren in de totale bescherming van de soort. Een belangrijk aspect binnen de programma’s is ook het feit dat de dieren geen enkele commerciële waarde hebben. Een belangrijk deel van de ESF-groep is eigendom van ESF of individuele kwekers en winstbejag wordt hiermede grotendeels uitgebannen.
De NBSV en ESF zijn zich beide bewust van het grote belang van de bescherming van soorten. NBSV-leden en ESFstamboekdeelnemers beseffen dat dieren uit het wild betrekken alleen dan is geoorloofd wanneer dit versterking en aanvulling van nieuwe bloedlijnen voor het programma noodzakelijk zou maken. Doordat in beslag genomen en veelal uit het wild afkomstige dieren de stamboeken tot nu versterkt hebben, is bewust uit het wild importeren niet nodig gebleken. Wanneer de kweek zich voortzet en daarmee het stamboek doet groeien, kunnen wellicht op termijn onder uiteraard strikte voorwaarden en bij grondige monitoring dieren ter beschikking worden gesteld voor herbevolking in beschermde gebieden in het natuurlijke leefgebied. Beschermde gebieden die dan ook nog eens deels door kwekers zelf financieel zijn mogelijk gemaakt.
Hiermee krijgt “conservation by captive breeding” een extra dimensie en ziet wellicht de toekomst voor deze kritiek bedreigde schildpadsoort er iets rooskleuriger uit.

Henk Zwartepoorte, 18 november 2010