Wetgeving

Flora- en Faunawet

De Flora- en Faunawet is op 1 april 2002 in werking getreden.
Deze wet regelt de bescherming van planten- en diersoorten.
In de Flora- en Faunawet zijn EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Vogelrichtlijn, Habitatrichtijn,) en het internationale CITES-verdrag voor de handel in bedreigde diersoorten.

Beschermde soorten

  • Onder de Flora- en Faunawet is voor de vogelliefhebber van belang dat als beschermd zijn aangewezen:
    Alle van nature op het grondgebied van de Europese Unie voorkomende vogelsoorten (behalve de huismus).

Verder zijn beschermd:

  • een aantal inheemse plantensoorten;
  • alle van nature in Nederland voorkomende zoogdierensoorten (behalve de zwarte en de bruine rat);
  • alle van nature in Nederland voorkomende amfibieën- en reptielensoorten;
  • alle van nature in Nederland voorkomende vissoorten (met uitzondering van soorten in de Visserijwet 1963);
  • een aantal overige inheemse diersoorten;
  • een aantal uitheemse dier- en plantensoorten.

De wet regelt onder meer beheer, schadebestrijding, jacht, handel, bezit en andere menselijke activiteiten, die een schadelijk effect kunnen hebben op de beschermde soorten.

Doelstelling wet

De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van in het wild levende planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is ‘Nee, tenzij’. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen (‘nee’) kan onder voorwaarden (’tenzij’) worden afgeweken. Daarnaast stelt de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn (erkenning van de intrinsieke waarde).

Zorgplicht

In de Flora- en Faunawet is een zorgplicht opgenomen. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben. De zorgplicht geldt voor alle planten en dieren, beschermd of niet. In het geval van beschermde planten of dieren geldt de zorgplicht ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend. De zorgplicht voor dieren betekent niet dat er geen dieren mogen worden gedood, maar wel dat dit, indien noodzakelijk, met zo min mogelijk lijden gepaard gaat.

Verbodsbepalingen

De Flora- en Faunawet bevat een aantal verbodsbepalingen om ervoor te zorgen dat in het wild levende soorten zoveel mogelijk met rust worden gelaten. Deze verbodsbepalingen houden onder andere in dat (beschermde) inheemse vogels niet gevangen mogen worden, eieren van (beschermde) inheemse vogels niet geraapt mogen worden, (beschermde) planten niet geplukt mogen worden. Dieren (beschermd of niet) mogen niet gedood, verwond of gevangen worden. Ook de plaatsen waar dieren verblijven zijn beschermd. Het uitzetten van (vooral uitheemse) dieren of planten in de vrije natuur is niet toegestaan, net zomin als het kopen of verkopen van (beschermde) planten of dieren, of producten die van (beschermde) planten of dieren zijn gemaakt.

Beschermde leefomgeving

De Flora- en Faunawet maakt het voor provincies mogelijk een bepaalde plek in het landschap aan te wijzen als beschermde leefomgeving. Zo kunnen plaatsen die van groot belang zijn voor het voortbestaan van een planten- of diersoort worden beschermd.
Een beschermde leefomgeving kan bijvoorbeeld zijn: een waterrijk of foerageer gebied voor trekvogels, een geschikt gebied voor weidevogels, een fort of bunker waar vleermuizen overwinteren, een dassenburcht, een plek waar orchideeën groeien of een muur waarop beschermde planten groeien.

Bron: www.minlnv.nl