Laatste nieuws Positieflijst, 20 november 2015

Onvrede alom

Omdat de Staatssecretaris nog steeds onterechte conclusies verbindt aan de beoordelingen van diersoorten door de PEC en de PAC, hebben we per brief van 4 juni opnieuw gevraagd om de werkwijze van deze commissies te herzien.

Vanwege het feit dat er eigenlijk nauwelijks argumenten zijn om soorten te verbieden en de Positieflijst ‘te lang’ dreigde te worden, stuurden de antidierhouderij-organisaties een brief naar de voorzitter van de PAC. Zij hoopten te bereiken dat de beoordelingscriteria op de door hen gewenste uitkomsten zouden worden afgestemd.

Inmiddels bleek ook de PAC niet helemaal gelukkig met de door EZ gehanteerde werkwijze en overlegde daarover met EZ. Het kernpunt is dat letterlijk elke diersoort te houden is indien er aan de welzijnseisen van de soort wordt voldaan en de randvoorwaarden in acht worden genomen in het belang van de veiligheid van mensen (bindende houderijvoorschriften). Daarmee wordt het wel of niet verbieden van een soort een politieke keuze.

Tijdens het Bestuurlijk Overleg van 16 juli 2015 zegde de voorzitter (de Directeur-Generaal Agro en Natuur) toe dat EZ een nieuw juridisch kader zou formuleren en dit zou laten toetsen door de landsadvocaat.

Een ‘nieuw’ juridisch kader

Op 30 september 2015 werd het nieuwe juridisch kader per brief aan de voorzitter van de PAC en per mail aan de deelnemers in het Bestuurlijk Overleg toegestuurd. Het bleek te gaan om ‘oude wijn in nieuwe zakken’. Ook nu weer zonder enige verwijzing naar de jurisprudentie die rond dit thema beschikbaar is, werd betoogd dat het juridisch allemaal klopt wat EZ voorstelt. Verrassend is, dat daarbij wordt vermeld dat de landsadvocaat het ook allemaal ‘juridisch correct’ vindt.

Omdat ons geen jurisprudentie bekend is, die deze wonderlijke EZ-interpretatie van het Andibel-arrest onderbouwt, hebben we via een Wob-verzoek het advies en de conclusies van de landsadvocaat bij de staatssecretaris opgevraagd. Helaas, zo liet de DG Agro en Natuur per besluit van 12 oktober 2015 weten, er was geen schriftelijk advies (??), de advisering had mondeling plaatsgevonden.

De staatssecretaris (het team van behandelend ambtenaren van EZ) weigerde ook nu weer, in haar nieuwe juridisch kader, om op enig door ons ingebracht juridisch argument in te gaan. Daarom hebben we EZ per brief van 12 oktober 2015 voorgesteld om eerst het oordeel van de rechter af te wachten, voordat het werk van de PEC en de PAC wordt voortgezet. Daarop hebben we nog geen reactie vernomen. Intussen heeft staatssecretaris Dijksma per brief van 3 november aan de Tweede Kamer laten weten dat PAC weer aan de slag moet. Ze geeft daarbij overigens wèl aan, dat het allemaal best nog even kan duren voordat er weer definitieve lijsten komen, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) schrijft voor dat belanghebbenden het recht op bezwaar en beroep hebben.

Verrassend

In de brief van EZ betreffende het juridisch kader komen onder het kopje ‘Overige punten’ wat zaken aan de orde die in het verleden in het overleg met de sector van tafel zijn gegaan. Kennelijk wil EZ weer terug naar de Positieflijst van 2013 (die in de prullenbak verdween):

  • Het voorzorgsbeginsel wordt weer ruimhartige toegepast: EZ vindt dat de soorten ‘uit voorzorg’ moeten worden verboden als er geen wetenschappelijk onderzoek is waaruit blijkt dat het houden zonder welzijnsproblemen kan. Het is een omkering van de bewijslast (de plicht te bewijzen dat er problemen zijn, ligt bij de overheid) waarmee EZ ruim 99% van de gehouden soorten denkt te kunnen verbieden.

Dit is in strijd met alle jurisprudentie die er in vergelijkbare zaken is. Een houderijverbod kan slechts worden opgelegd nadat is aangetoond dat het welzijn niet kan worden veiliggesteld en dat er geen minder-handelsbelemmerende maatregelen mogelijk zijn. Ga er maar van uit dat de rechter hier in de komende beroepszaken gehakt van gaat maken.

  • De Positieflijst wordt opnieuw afgestemd op ‘de gemiddelde burger’ die zonder kennis de diersoort kan aanschaffen. Daarmee is de “Jan-modaal-voor de gezelschapsdierenhouderij” weer terug in de strijd. In mei 2010 (WUR-rapport 345) woonde hij in een rijtjeshuis met binnenshuis 15 m2 en buitenshuis 30 m2 voor zijn dieren. Hij haalde zijn dierkennis van internet en betrok zijn dierbenodigdheden van de plaatselijke dierenwinkel. Ook hier worden de basisbeginselen van het Europese recht met voeten getreden en ook hier zal de rechter de overheid tot de orde roepen. Behalve dat het om een discriminerend criterium gaat, zijn bindende houderijvoorschriften beduidend minder handelsbelemmerend dan een verbod.
  • In de brief aan de voorzitter van de PAC wordt ook weer gemeld dat in een individueel geval ‘een ontheffing kan worden aangevraagd en kan worden verstrekt’, maar dat is alleen maar een statement voor de bühne. We hebben met de Directeur DAD eerder overlegd  over ontheffingen. EZ blijkt niet bereid objectieve en controleerbare toetsingscriteria vast te stellen voor het verlenen van ontheffingen en laat dit over aan de luimen van de behandelend ambtenaar die “kan overwegen of er een ontheffing mag worden gegeven”. De praktijk leert dat er vrijwel nooit ontheffingen worden verleend.

Zwarte balkjes

Nadat we in het eerdere verslag (25 augustus 2015) onze frustraties kenbaar maakten over de wijze waarop wij door een ambtenaar van EZ werden behandeld, werden we per mail benaderd door de Directeur DAD van EZ. Hij gaf aan dat hij het niet op prijs stelde dat een van zijn medewerkers met naam en toenaam werd genoemd. Bovendien zouden er pertinente onwaarheden in het verslag staan.

We hebben daarop besloten de namen in de onderliggende documenten af te dekken met zwarte balkjes en ze in de samenvattingen niet meer te vermelden. Het leest misschien wat vervelend, maar we willen hieraan graag tegemoet komen. Dit soort zaken in de marge moeten in het overleg met EZ de aandacht niet afleiden van de verschillen van inzicht die aan de orde zijn.

Ten aanzien van de genoemde ‘pertinente onwaarheden’ stellen we vast dat er sprake is van een heel verschillende beleving van de werkelijkheid bij het ministerie en bij de sector. In onze reactie aan de hand van één van de vele voorbeelden hebben we geprobeerd uit te leggen hoe wij de handelswijze van EZ ervaren. Overigens, we hebben nu, alweer twee maanden later, nog steeds geen enkele reactie gekregen op de klacht die we op 8 juni 2015 bij de staatssecretaris hebben neergelegd. We rekenen daar maar niet meer op.

Ir. Ed.J.Gubbels,

Projectgroep Positieflijsten PVH.